Temps Perdu 3

Vertaalatelier ´Tegen Sainte-Beuve´, 12 september 2009

Ter gelegenheid van het verschijnen van de Nederlandse vertaling van Contre Sainte-Beuve van Proust´s Contre Sainte-Beuve organiseerde de Marcel Proust Vereniging een bijeenkomst-met-vertaalatelier in Maison Descartes. Sprekers en leiders van het vertaalatelier waren de vertalers Rokus Hofstede en Martin de Haan.
Contre Sainte-Beuve is bij wijze van spreken de oertekst van Op zoek van de verloren tijd. Het is een – onvoltooid gebleven en postuum verschenen – verzameling essays en fictieteksten waaruit de grote roman langzamerhand ontstaan is.

Tijdens het vertaalatelier stonden drie niet eerder vertaalde fragmenten uit het Contre Sainte-Beuve corpus (Cahier 3) centraal. Vertalingen konden worden ingezonden en op 12 september zouden deze door de vertalers onder de loep genomen worden. De beste vertaling zou worden bekroond en beloond met een exemplaar van ´Tegen Sainte-Beuve´.

De vertaling van Marjolein van Tooren (universitair docent aan de Vrije Universiteit) is bekroond. Hieronder de fragmenten met haar vertaling.

Fragment 1
Ma chambre était noire, le jour n´avait pas encore tracé dans l´obscurité, là où le dormeur mal éveillé d´un sommeil profond imaginait la commode cette ligne blanche au-dessous de laquelle se précipite la fenêtre du fond de la chambre. Alors il comprend que ce qu´il avait pris jusque-là pour le jour en dessous des rideaux était le reflet sur le cuivre d´un fauteuil d´une braise oubliée dans le feu éteint ; et le mur dont sa main dans l´obscurité croyait suivre la ligne droite, oblique, d´un quart de cercle faisant tourner le lit avec lui pour faire place à la cheminée et à la porte et supprimant la possibilité du couloir menant à la salle à manger là où ne règne plus qu´une cour. Plus triste est l´erreur du malade. Réveillé en sursaut par une crise douloureuse, dans un hôtel où il est venu passer la nuit, il voit un peu de lumière sous la fente de la porte, comprend que c´est le jour, que bientôt on va se lever, venir, qu´il pourra demander du secours. Il n´entend pas encore de bruit, mais on ne tardera pas à se lever. Il compte les minutes [interrompu]. (À la recherche du temps perdu, Gallimard, Pléiade, 1987, vol. I, p 637)

Mijn kamer was donker; in de duisternis, op de plek waar de slaper, nog maar half ontwaakt uit diepe rust, de commode vermoedde, had het daglicht nog niet die heldere streep getrokken waaronder het raam achter in de kamer tevoorschijn komt. Dan begrijpt hij dat wat hij tot dusver had aangezien voor het daglicht onder de gordijnen de weerspiegeling was, op het koperbeslag van een fauteuil, van een gloeiend kooltje, achtergebleven in het gedoofde haardvuur; en de muur waar zijn hand in het donker de rechte lijn van dacht te volgen, maakt een bocht, doet daarmee het bed een kwartslag draaien om plaats te maken voor de schoorsteen en de deur, en sluit zo tevens de mogelijkheid uit van een gang die naar de eetkamer leidt, daar waar zich slechts een binnenplaats uitstrekt. De vergissing van de zieke is droeviger. Wakker geschrokken door een plotselinge aanval van pijn, in een hotel waar hij is gaan overnachten, ziet hij een streepje licht onder de kier van de deur, begrijpt dat dit daglicht is, dat ze weldra op zullen staan, zullen komen, dat hij hulp zal kunnen vragen. Hij hoort nog geen geluid, maar het zal niet lang meer duren voordat ze opstaan. Hij telt de minuten af […]

Fragment 2
Depuis longtemps je ne dormais plus que le jour et cette nuit-là je n´eus que quelques minutes de sommeil mais il me prit sans doute brusquement et sans que mes yeux aient eu le temps d´enfermer sous leurs paupières le plan de ma chambre. Car quand je m´éveillai mon corps étourdi cherchait à reconnaître sa position pour en induire où il était placé. (À la recherche du temps perdu, Gallimard, Pléiade, 1987, vol. I, p 637)

Lange tijd al sliep ik alleen maar overdag en die nacht kreeg ik maar enkele minuten slaap, maar hij overviel me ongetwijfeld plotseling en zonder dat mijn ogen de tijd hadden gehad de indeling van mijn kamer op hun netvlies op te slaan. Want toen ik ontwaakte probeerde mijn verdoofde lichaam vast te stellen in welke houding het lag om daar uit af te leiden waar het zich bevond.

Fragment 3
[C´était l´heure] où le pauvre malade qui est allé passer quelques jours dans un hôtel étranger souffre et se désole d´être seul. Réveillé en sursaut par une crise il a vu sous la porte un peu de clarté. Il n´entend encore aucun bruit mais sans doute on ne va pas tarder à se lever puisqu´il fait jour, il va pouvoir appeler, demander assistance, et il compte les minutes, avec anxiété. Soudain la clarté s´éteint et tout retombe dans l´obscurité. Son sommeil n´avait duré que quelques instants. Il s´était réveillé avant minuit. Le veilleur vient d´éteindre dans l´escalier le gaz dont il voyait la clarté sous la porte et toute la nuit solitaire va commencer pour lui, il devra souffrir de longues heures avant le jour. (À la recherche du temps perdu, Gallimard, Pléiade, 1987, vol. I, p. 638)

[Het was het tijdstip] waarop de arme zieke die enkele dagen in een hotel in het buitenland is gaan doorbrengen lijdt en het alleenzijn diep betreurt. Wakker geschrokken door een plotselinge aanval, zag hij onder de deur een streepje licht. Hij hoort nog geen enkel geluid maar ongetwijfeld, het wordt immers licht, zal het niet lang meer duren voordat ze opstaan; hij zal kunnen roepen, om hulp vragen, en in angstige spanning telt hij de minuten af. Opeens dooft het lichtschijnsel en is alles opnieuw in duisternis gehuld. Zijn slaap had slechts enkele ogenblikken geduurd. Hij was voor middernacht wakker geworden. Op de trap heeft de nachtportier zojuist het gaslicht gedoofd, waarvan hij het schijnsel onder zijn deur door zag, en heel de eenzame nacht ligt nu voor hem, hij zal eindeloze uren moeten lijden voordat het licht wordt.

Naar aanleiding van de discussie met de vertalers
Het grote probleem in de fragmenten was het op de juiste wijze weergeven van de suggestie van spatiële verwarring. De ik-verteller geeft geen precieze, bijna driedimensionale beschrijving van de kamer, maar van zijn desoriëntatie bij het wakker schrikken. De vertaling van ´se préécipite´ in het eerste fragment – door alle deelnemers unaniem als lastig bestempeld, zou dan ook ´schiet op zijn plaats´ kunnen zijn; de ik-verteller ontdekt immers gaandeweg wat zich waar bevindt. ´Du fond de la chambre´ dient dan ook vertaald te worden als ´schiet op zijn plaats van achter uit de kamer´; het gaat niet om het raam achter in de kamer. In het tweede fragment gaf ´position´ een vergelijkbaar probleem: bedoelt de verteller nu de houding waarin hij ligt of zijn plaats in de kamer ten opzichte van de meubelstukken, de deur en het raam?
Een tweede probleem was de vertaling van ´on´: we waren het er wel over eens dat ´men´ in het Nederlands erg ambtelijk is, maar ook ´zij´ werd voor deze context ook afgekeurd. Die vertaling zou namelijk de indruk kunnen wekken dat de ik-verteller verwacht dat de andere hotelgasten naar hem toe zullen komen. Dat is echter niet het geval, degenen die bedoelden wordt zijn de kamermeisjes ed. Een goede vertaling is dan ook ´het personeel´.
Ten derde moesten de herhaaldelijk terugkerende woorden ´noir´ en ´obscurité´, ´clarté´ en ´jour´ consequent op dezelfde manier vertaald worden. Te denken viel aan: ´donker´ en ´duisternis´, ´schijnsel´ en ´licht´.
Ook hebben we nog een aantal ´losse´ problemen uit met name fragment 1 besproken, zonder overigens altijd een definitief antwoord te vinden:

  • ´dormeur´ en ´sommeil´ worden in het Nederlands ´slaper´ en ´slaap´; die herhaling is niet mooi, maar kun je ´in diepe slaap´ vervangen door ´in diepe rust´ – is dat wel hetzelfde? Een soortgelijk probleem deed zich voor in fragment 2 met ´mes yeux´ en ´paupières´ in één zin: in het Nederlands leidt dit tot een herhaling, met ´ogen´ en ´oogleden´;
  • vertaal je ´commode´ met ´ladenkast´ of laat je ´commode´ staan? Dat woord doet echter wel denken aan het meubel in een babykamer;
  • ´où ne règne plus qu´une cour´: ´régner´ leek hier lastig te vertalen, maar bleek min of meer een synoniem van ´il y a´ te zijn;
  • ´une crise douloureuse´: is een aanval van pijn hetzelfde als een pijnlijke aanval?
  • Tenslotte werd voor ´se désole d´être seul´ in fragment 3 de mooie suggestie ´voelt zich wanhopig alleen´ gedaan. In ´se désoler´ zit een gevoel van wanhoop, van diep bedroefd zijn; ´iets diep betreuren´ drukt eerder afkeuring uit.