Favoriete passages 9

Egbert Dommering: ‘Favoriete passage’

Ik stel voor de ontwakingsscène uit La Prisonnière I, Bezige Bij uitgave (eerste druk 1988) De gevangene deel I p 125 midden (‘Bij diverse soorten slaap…’) – p. 126 (‘Albertine was niettemin bereid’). De fragmenten zijn hier te lezen; hieronder de motivering:

De ongrijpbare binnenwereld van de slaap (het gesloten zelfbewustzijn) en de door eeuwenoude sociale en culturele tradities veelvormige externe sociale werkelijkheid, vormen belangrijk thema’s van La Recherche.

Net als in Combray (p.1, p. 43-44) speelt in La Prisonnière de slaap en het ontwaken daaruit een grote rol. Ditmaal treffen we schrijver in de eerste zin aan in een Parijse slaapkamer met hoge, donkere overgordijnen (p. 7). Hij hoort het lawaaiige bad van Albertine (p. 8) maar ook het lawaai van de stad. Het rijm met de openingszinnen van Combray is overduidelijk.

Albertine verzinkt dikwijls in het boek in een geheimzinnige slaap. De rituelen van het slapengaan in Combray worden opgeroepen om die te vergelijken met het slapengaan van Albertine (p. 110-113). Als zij is ingeslapen trekt zij zich terug in een voor de schrijver ongrijpbare wereld. Haar lieve en face aangezicht verandert en profile in slaap in een karikatuur van Da Vinci, waardoor ze op een gevaarlijke spion in zijn huis begint te lijken; de schrijver moet haar in slaap verschikken omdat hij haar zo niet kan aanzien. Maar anders dan in Combray is het wakker worden een feest van straatgeluiden in het centrum van Parijs (we bevinden ons bij het hôtel van de duc de Guermantes) dat de schrijver beleeft (p. 114: ‘ouverture voor een feestdag’). Het is confrontatie met het oude volkse Frankrijk. Maar het zijn vooral de kooplieden die de aandacht trekken. Een gezongen regel uit een opera van Rameau wordt omgezet in de verkoopkreet ‘On les vends six sous la douzaine’ (p. 116). Na een lange uitweiding over de wondere wereld van de slaap, volgt dan op p. 125 de gekozen passage, die van de aanprijzingen van de verkopers overgaat in Albertine’s smaak en eetvoorkeuren. Net als Françoise die staat voor eeuwenoude gebruiken in de Franse keuken, maken de aanprijzingen deel uit van de geschiedenis (zelfs kerkmuziek; p. 127). Maar bij Albertine krijgen de als kastelen vormgegeven ijstaarten ook culturele connotaties (p. 129-130). Proust ziet al heel goed de kitsch van de ijstaart! De ironische cultuurkritiek (voortzetting van die op Odette!) laat hem ook hier niet los.

Cris de rues

Proust heeft zich voor het verzamelen van deze verkoopslogans gebaseerd op een geïllustreerde studie uit 1899, Paris qui crie. Petits métiers, waarin deze in zijn verzameld (ik ontleen dit aan een college van Ton Hoenselaars).

Op de Proust-tentoonstelling in musée Carnevalet in 2022 maakte ik nog een foto van een tekening van de straatventers die Albertine en Proust buiten horen. Die beeld ik hierbij af.