Favoriete passages 6

Mijn favoriete passage– – Wim Roobol

Vanochtend, donderdag 7 april 2022, trok ik de krant uit de bus en las op de voorpagina:  ‘Seksueel geweld bedreigt Oekraïense vrouwen’ en onderaan: ‘Het is weer pet vandaag: alleen maar regen en een gure wind’. Ik keek naar buiten en zag zon. Toen schoot mij de mooiste passage die ik in de Recherche gelezen heb, te binnen:
 
‘Van degenen waaruit ons individu bestaat zijn niet de meest zichtbare het wezenlijkste voor ons. In mijn binnenste zullen er, nadat ziekte ze tenslotte een voor een heeft geveld, twee of drie overblijven die taaier zijn dan de rest, met name een bepaalde filosoof die pas gelukkig is als hij tussen twee oeuvres door, tussen twee ervaringen een gemeenschappelijk element heeft ontdekt. Maar de laatste, daarvan heb ik mij wel eens afgevraagd of het niet het mannetje zou zijn van het slag waarvan de opticien in Combray er een achter zijn raam had staan om aan te geven wat voor weer het was en dat zodra de zon scheen zijn capuchon omlaag deed, die hij weer opzette als het ging regenen. Ik ken, van dat mannetje, diens egoïsme; ik mag aan een aanval van ademnood lijden die alleen door de komst van regen te verhelpen zou zijn, hij bekommert zich daar niet om, en slaat bij de eerste zo ongeduldig verwachte druppels, zijn vrolijkheid verliezend, gemelijk zijn capuchon omhoog. En ik denk wel dat daarentegen, in mijn stervensuur, als al mijn andere “ikken” dood zullen zijn, het kleine barometrische personage zich opgelucht zal voelen mocht er terwijl ik mijn laatste ademtochten slaak een zonnestraal gaan schijnen, en zijn capuchon zal afdoen om te jubelen: “Ha! Eindelijk mooi weer”.’ (De Gevangene, vert. Thèrèse Cornips, De Bezige Bij, 2018, p. 9)
  
Deze passage staat aan het begin van het zo aangrijpende deel over de verhouding van de Verteller met Albertine dat uitloopt op de definitieve breuk tussen beiden, schitterend samengevat in die ene laconieke zin waarmee de Verteller reageert op de mededeling van Francoise dat Albertine haar koffers heeft gepakt, het huis heeft verlaten en dus gekozen heeft voor de definitieve breuk: ‘ O! Heel goed, Francoise, dank u wel, u hebt er goed aan gedaan natuurlijk dat u me niet wakker hebt gemaakt, laat mij even alleen. Ik zal u zo dadelijk bellen.’ (p. 508)
In deze passage is op heel geestige manier veel samengevat van waarover de Recherche gaat: de rol van het onwillekeurige geheugen, de filosofie, het egocentrisme, de doodsangst, de onmogelijkheid van duurzame liefde, het sombere beeld van de mens, maar vooral toch het sprankje hoop dat de mogelijke astma aanval trotseert.